In dit hoofdstuk zien we de grote Christus met woorden die wederom ons hart prikkelen.
Prikkelen voor een dieper verlangen naar Hem die het leven is ,de weg is en de waarheid is
Als we kijken naar dit laatste hoofdstuk van de bergrede zien we wederom hemelse leringen, leringen die zuiver zijn, maar tegelijk realiseren we ons hoe goddelijk deze leringen zijn, zo ver van ons verwijderd. Maar God geeft uitkomst, we mogen bidden, vragen en kloppen en Hij zal verhoren en dan mogen wij waarlijk Zijn discipelen zijn. Discipelen met een veranderd leven.
Mat 7:1 Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.
Mat 7:2 Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden.
Christus leerde ons dat we voorzichtig moeten zijn in het oordelen.
In hoofdstuk 6: 15- 20 en 18: 15- 17 zien we dat een oordeel maken over iets of iemand niet verkeerd is, zelfs aangemoedigd word, maar onze oordelen moeten rechtvaardig zijn.
-Joh. 7: 24
Wat we dan zien is dat Jezus het oordeel veroordeelt dat onrechtvaardig is.
We zien dit in de volgende verzen, hoe een splinter verwijderd moet worden door iemand die zelf een balk in zijn eigen oog heeft.
Dit oordelen heeft te maken met een vorm van hoogmoed, een vorm van arrogantie die eigen fouten niet ziet en alleen anderen wilt veroordelen.
-Jacobus 2: 13
De mate met welke we meten krijgen we dan vaak ook terug.
Mat 7:3 En wat ziet gij den splinter, die in het oog uws broeders is, maar den balk, die in uw oog is, merkt gij niet?
Mat 7:4 Of, hoe zult gij tot uw broeder zeggen: Laat toe, dat ik den splinter uit uw oog uitdoe; en zie, er is een balk in uw oog?
Christus gebruikt dan het oog om dit te illustreren. Iemand die een balk in zijn eigen oog heeft geen zuiver zicht om een splinter bij een ander te verwijderen.
Dit laat zien dat we eerst naar onszelf moeten kijken voordat we naar een ander kijken.
We zien wel vaak de tekortkomingen in een ander, maar zien we ook onze eigen tekortkomingen?
Aan de ene kant, zelf-liefde zal ons blind maken voor onszelf, en aan de andere kant geeft het ons ogen die anderen benijden en vals zijn. We moeten in de eerste plaats een ijver hebben om aan onze eigen fouten te werken, om daarna ook anderen bij te staan in hun tekortkomingen.
-Gal. 6: 1, 2
Mat 7:5 Gij geveinsde! werp eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit uws broeders oog uit te doen.
“Ken jezelf” blijft toch maar weer een goede en zuivere regel. We zouden altijd eerst ons eigen leven onder de loep moeten nemen voordat we een anders leven onder de loep nemen.
Als we dan ons eigen leven onder de loep hebben genomen zullen we ook in staat zijn om het leven van anderen onder de loep te nemen. Wie is er op zoek naar een blinde dokter om hem te opereren aan zijn ogen?
Mat 7:6 Geeft het heilige den honden niet, noch werpt uw paarlen voor de zwijnen; opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hun voeten vertreden, en zich omkerende, u verscheuren.
Jezus spreekt hier over het geven van heilige zaken en paarlen voor hen die honden en zwijnen zijn.
Een hond is een term die in de Bijbel gebruikt worden als een term van minachting en verachting.
-1 Sam. 17: 43; 2 Sam. 9: 8
Zwijnen waren voor de Joden als onreine dieren.
Het punt dat Christus naar voren haalt is om geen van onze paarlen te geven aan hen die deze dingen minachten, die deze dingen vertrappen. Als een persoon zuivere woorden veracht moeten we verder gaan en niet met deze zuivere woorden verder gaan.
-Spreuken 23: 9
-Mattheus 10: 14
-Handl. 13: 45, 46; 18: 5, 6
Christus geeft hier aan dat we wijsheid moeten gebruiken in het omgaan met andere mensen.
Als mensen onze “goddelijke wijsheden” verwerpen dan is het tijd om verder te gaan.
Jezus leerde dit ook in hoofdstuk 10: 12- 14.
Mat 7:7 Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.
Mat 7:8 Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden.
Het is een interessante vraag waarom Christus deze woorden sprak in deze context. Als Christus spreekt over het bidden, zoeken en kloppen in deze context dan vragen we onszelf, waarom zegt Christus dit nu?
Als we het in de context zien, zien we dat Christus gesproken heeft over niet verkeerd oordelen van anderen, Hij heeft gesproken over het niet voor de honden werpen van het heilige.
Als we het in de grotere context zien en we het zien in het grotere beeld van de bergrede die veel principes in zich heeft die waarlijk goddelijk zijn, hebben we wel de hulp nodig van God. En dat is wat Hij wil geven. Bidden we om waarlijk goddelijk te zijn?
Mijn inziens spreekt Christus niet over het bidden voor alle dingen, maar het bidden om waarlijk te zijn zoals Christus hier beschrijft, het goddelijk zijn in een ongoddelijke wereld. Om werkelijk een veranderd mens te worden temidden van ongoddelijke mensen.
Mat 7:9 Of wat mens is er onder u, zo zijn zoon hem zou bidden om brood, die hem een steen zal geven?
Mat 7:10 En zo hij hem om een vis zou bidden, die hem een slang zal geven?
Mat 7:11 Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven dengenen, die ze van Hem bidden!
Deze woorden geven de woorden van vers 7 en 8 de kracht.
Als een zoon zijn vader om een brood vraagt zou deze vader dit kind dan een steen geven?
Of als de zoon om een vis vraagt, zou hij dan een slang geven?
Nee, we weten dat een vader dat niet zou doen. (Hebr. 12: 10)
Onze Vader die in de Hemel is doet het nog veel beter want vaders van deze aarde zijn niet perfect, maar onze Hemelse Vader is dat wel.
Er word geschreven dat een brood in de tijd van Jezus veel op een steen leek en dat er een vis was die heel veel op een slang leek. Dat geeft deze illustratie nog meer kracht.
God de Vader gaat ons dus werkelijk al deze goddelijke zaken geven. God wil waarlijk het goddelijke in ons werken en bewerken.
Mat 7:12 Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; want dat is de wet en de profeten.
Jezus laat opnieuw het hart van Zijn woorden zien.
Het hart van de woorden van Christus is om altijd datgene voor anderen te doen wat wij voor onszelf zouden willen.
Is dat geen machtig evangelie? Alles kan samengevat worden in één woord en dat woord is liefde. Liefde is een werkwoord, daarom schrijft Christus “doet gij hen alzo”.
Ware en zuivere liefde neemt altijd de eerste stap.
-1 Joh. 4: 10
Mat 7:13 Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en breed is de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die door dezelve ingaan;
Mat 7:14 Want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die denzelven vinden.
Wat we in dit alles zien is dat de weg naar God een smalle weg is. De weg die naar God leid is nauw.
Het woord “eng”:
4728 ste’nos,
nauw, krap, eng
Deze weg naar God is een weg van zelfverloochening. Het is een weg van discipline, het is een weg van lijden. Het is een weg waarop we Christus onze Leidsman en voleinder van ons geloof volgen. Het is een weg waarin onze oude mens moet sterven en steeds meer vernieuwd moet worden naar het beeld van Christus.
-Rom. 8: 29
-Koll. 3: 1- 10
Het hemelse moet in ons gaan leven, het aardse moet gaan sterven. Christus verteld ons dat weinigen deze weg zullen vinden. Deze weg is alleen voor hen die God vrezen en Hem de plaats geven die Hij verdient.
En dan is er nog die andere weg, die brede weg, maar die leid naar het verderf. Vele willen deze weg omdat deze makkelijk te bewandelen is, vele zoeken liever de wereld en al haar plezieren.
Maar deze plezieren leiden naar de dood.
Mat 7:15 Maar wacht u van de valse profeten, dewelke in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven.
Zo worden we niet alleen opgeroepen om de smalle weg te bewandelen, maar we worden ook gewaarschuwd dat er valse profeten komen.
Dit zijn hen die van buiten wel met mooie en verleidende woorden komen, maar van binnen zijn ze grijpende wolven.
We lezen in het nieuwe testament verschillende waarschuwingen tegen hen:
-Matt. 24: 11, 24
-Handl. 13: 6
-2 Petrus 2: 1
-1 Joh. 4: 1- 3
Een zuivere profeet sprak van de zaken van God, een valse profeet sprak de zaken van mensen.
Als we naar de Bijbel kijken zien we ook een onderscheid tussen valse profeten en valse leraren. Valse profeten spraken hun eigen woorden en zuivere profeten spraken de zaken van God.
Dan komen we ook valse leraren tegen.
-2 Petrus 2: 1
-2 Tim. 4: 3
-Titus 1: 9- 11
Mat 7:16 Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distelen?
Zo lezen we dat we uiteindelijk deze mensen zullen gaan herkennen. Deze valse profeten zouden uiteindelijk herkend worden aan hun vruchten. Een valse profeet die niet waarlijk met God leefde, zou ook nooit de zuivere vruchten kunnen laten zien, en dat is ook wat de gehele bergrede over gaat, de zuivere tegenover de onzuivere vruchten.
Mat 7:17 Alzo een ieder goede boom brengt voort goede vruchten, en een kwade boom brengt voort kwade vruchten.
Mat 7:18 Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen, noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen.
Jezus sprak opnieuw met een illustratie, nu was het een illustratie over een goede en een kwade boom.
Een goede boom kan alleen maar goede vruchten voortbrengen en een kwade boom alleen maar kwade vruchten en zo verteld Hij zijn aanhoorders over zuivere en onzuivere profeten.
Uiteindelijk konden deze ontmaskerd worden.
Mat 7:19 Een ieder boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.
Mat 7:20 Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen.
Jezus gaat dan over van hoe deze mensen herkend konden worden over naar wat er uiteindelijk met deze mensen zou gebeuren. Ze zouden in het vuur geworpen worden. In 3: 10 had Christus al over de bijl aan de boom gesproken.
God is de landman (Joh. 15: 1) en in Gods wijngaard kunnen geen verkeerde bomen staan. In Gods wijngaard kunnen alleen maar zuivere bomen staan, zuivere bomen die gesnoeid worden om meer vrucht te mogen dragen. Verkeerde bomen hebben geen plaats in Gods wijngaard.
Mat 7:21 Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is.
Het laatste deel van de bergrede is misschien nog wel het meest diepgaand van deze hele rede. Laten dit ook woorden zijn die tot ons hart mogen spreken.
Niet een ieder die tot Christus zegt: “Heere, Heere” zal het koninkrijk der hemelen ingaan, maar alleen die doet de wil van de Vader. Dat zijn de woorden van Christus.
Het woord “Heere”.
2962 ‘kurios,
1) hij die meester of bezitter is van iemand of iets waarover hij de bevoegdheid heeft om te beslissen
1a) de eigenaar en bezitter van iets
1a1) de eigenaar: hij over iemand de macht heeft, de meester
1a2) in de staat: rgeerder, vorst, bestuurder, de Romeinse keizer
1b) is een eretitel die getuigt van respect en eerbied, waarmee de slaven hun meester groeten
1c) deze titel wordt aan God, de Messias gegeven
We zien in onze wereld vele mensen die Christus aanroepen met “Heere”. Maar Christus verteld ons dat niet een ieder die dit roept ook daadwerkelijk kandidaten zijn voor het koninkrijk der hemelen.
Werken zijn belangrijk voor God. Gods systeem is een systeem van werken.
-Jacobus 2: 26
Het moeten ook de werken zijn die Hij van voor de grondlegging der wereld voorbereid heeft.
-Efeze 2: 10
In al deze dingen zien we dat waar het waarlijk om gaat is datgene te doen dat God heeft voorbereid. Het is niet degene die zegt, maar het is degene die doet.
En niet alleen doet, maar doet naar de wil des Heeren.
Mat 7:22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere! hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan?
Mat 7:23 En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt!
In dit alles zien we dat er mensen zullen komen die Christus willen claimen door te zeggen dat ze hebben geprofeteerd in Zijn naam, dat ze duivelen hebben uitgeworpen en vele krachten gedaan in Zijn naam.
We hebben dan ook in de voorgaande verzen gezien dat er valse profeten zouden komen. En Hij spreekt dan onder andere over hen. In dit alles zien we dat er mensen zijn die veel doen in de naam van God, maar dat heeft geen betekenis als deze dingen niet vallen onder Zijn gezag.
Alles wat we doen moet staan onder het gezag van God.
We zien dan ook dat Christus spreekt over hen die ongerechtigheid werken. En dat is precies wat deze mensen doen, ze doen wel, maar ze doen het zonder een opdracht van God. Ze werken hun eigen gedachten en werken.
Dit staat in relatie tot eerdere woorden die we hebben gelezen in 5: 20.
De rechtvaardigheid van de kinderen van het koninkrijk is een zuivere en oprechte rechtvaardigheid die naar de wil van God is.
We leven met teveel mensen in deze wereld die hun eigen gerechtigheid leven en niet de gerechtigheid van God. En dat is cruciaal.
-Rom. 10: 1- 3
Als Christenen moeten we leren dat in alles dat we doen de goedkeuring van God hebben.
-Lev. 10: 1- 10 (Rom. 15: 4; 1 Kor. 10: 1- 10)
-Coll. 3: 16
Mat 7:24 Een iegelijk dan, die deze Mijn woorden hoort en dezelve doet, dien zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft;
Mat 7:25 En er is slagregen nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangevallen, en het is niet gevallen, want het was op de steenrots gegrond.
Hier zien we dan diegene die waarlijk een kind van God is.
Dit is de mens die Gods woorden hoort en deze doet. Niets meer en niets minder.
Dat is wat het roepen van “Heere” inhoud, het waarlijk doen van Zijn wil.
Deze mens word dan vergeleken met iemand die zijn huis op de steenrots bouwt.
Dit huis blijft gegrond staan wat er ook maar gebeurd.
Alles komt aan op het doen van de wil van de Vader. Alles komt aan op de woorden van God horen en deze doen. Onze helden uit het oude verbond laten dit principe zien (Hebr. 11)
Christus laat dit zien (Hebr. 5: 8, 9; 12: 1- 2)
Jacobus maakt deze dingen duidelijk als hij schrijft dat een mens niet alleen gerechtvaardigd word uit geloof, maar dit geloof word pas volmaakt als dit geloof samen gaat met de werken des geloofs.
God verwacht geen offeranden, maar hij verwacht gehoorzaamheid.
-1 Sam. 15: 22
-Rom. 1: 5; 16: 26
Veel mensen denken God dienstbaar te zijn door hun gaven. Maar gaven die niet volgens de wil van God zijn, zijn geen goddelijke gaven. En alleen goddelijke gaven zijn acceptabel voor God.
Mat 7:26 En een iegelijk, die deze Mijn woorden hoort en dezelve niet doet, die zal bij een dwazen man vergeleken worden, die zijn huis op het zand gebouwd heeft;
Mat 7:27 En de slagregen is nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangeslagen, en het is gevallen, en zijn val was groot.
We zien dan in deze woorden van Jezus het uiteindelijke doel van hen die de woorden van Jezus wel horen maar deze niet doen.
Mat 7:28 En het is geschied, als Jezus deze woorden geeindigd had, dat de scharen zich ontzetten over Zijn leer;
Mat 7:29 Want Hij leerde hen, als macht hebbende, en niet als de Schriftgeleerden.
Hier zien we dan de reactie van de mensen op de leringen van Jezus.
De bergrede zijn woorden die mensen tot op de dag vandaag inspireren. Woorden die door merg en been gaan. Woorden die diep penetreren, diep tot in de menselijke geest.
Het woord “ontzetten”.
1605 ek’plesso
1) iemand uit het veld, uit de koers slaan: verwarren, verschrikken
2) verdrijven, verjagen
2a) gewoonlijk, iemand zijn zelfbeheersing doen verliezen, met verbazing, schrik, vrees treffen
door verbazing getroffen zijn
Deze mensen waren uit het veld geslagen, ze waren verdreven van al het menselijke en hadden een beeld gekregen van het goddelijke.